Sapgroen gaat over kleur maar deze tijd van het jaar kan ik niet anders dan ook eens over geur schrijven want er staat van alles te bloeien wat lekker ruikt.
Zo heb ik niet altijd dezelfde smaak als mijn mede-Vinexwijkbewoners maar de liefde voor Blauweregen (Wisteria) deel ik met ze. Blauweregens bloeien nu met prachtige lila bloemtrossen met een heerlijke geur, althans Wisteria sinensis – Wisteria floribunda geurt nauwelijks. Gisteren kwamen mijn dochter en ik er één tegen die volgens haar naar biggetjes rook – de mierzoete roze fruitsnoepjes welverstaan. Ze had nog gelijk ook.
Lelietjes-van-dalen, die ik tijdens mijn rondjes met de hond vooral zie bij oudere huizen, hebben juist een meer subtiele, poederige geur. Enige jammere is dat je er zowat plat op je buik op de grond voor moet.
De geur van de meidoornbloesems is dan weer niet te missen als je erlangs loopt of fietst. Die is niet perse lekker – sommige mensen vinden dat meidoorn ruikt naar haring, anderen omschrijven het als ‘een zoete honinggeur met vieze dierlijke nuances‘ – maar lenteachtig is hij wel.
Mijn allerliefste lievelingsgeur is die van ‘gewone‘ seringen (Syringa vulgaris). Gelukkig staan die vaak aan de randen van tuinen, uitnodigend leunend over een heg of een schutting, hun bloemen op neushoogte. Ik ga graag in op die uitnodiging!
Geur en kleur worden vaak in één adem genoemd. Het rijmt lekker en beide ervaren we ze als iets wat ons leven verrijkt; bij een verhaal in geuren en kleuren is het net of je er zelf bij was. Meer nog dan kleur of wat dan ook biedt geur een snelle en rechtstreekse route naar ons onderbewuste, waar emoties en herinneringen liggen opgeslagen. De geur van seringen bijvoorbeeld vind ik niet alleen heel erg lekker, hij brengt me ook ogenblikkelijk terug naar mijn kindertijd. Naar de witte sering in de voortuin van mijn ouders, waarbij ik poseerde in mijn witte Eerste-Communiejurk, en naar de paarse en lila seringen bij de boerderij van mijn opa en oma, waar ik ronddwaalde en speelde met mijn neefjes en nichtjes.
Nu blijkt mijn neus niet bijzonder goed getraind. Het was me namelijk nog nooit opgevallen dat witte seringen anders ruiken dan blauwe, paarse of roze. Toch blijkt dat zo te zijn. Hans van Cuijlenborg, schrijver van het fascinerende boek De Moorse geurtuin, maakt nadrukkelijk een onderscheid ertussen. Sterker nog, de witte sering speelt een vrij prominente rol in zijn boek terwijl hij de gekleurde alleen kort noemt.
Veel (bloemen)geuren hebben een complexe opbouw van veel verschillende chemische stofjes. De stofjes die verantwoordelijk zijn voor de typische seringengeur zijn onder andere kaneelaldehyde (met ‘een aangename zweetlucht‘, aldus Van Cuijlenborg) en eugenol (dat ruikt naar kruidnagel). Daarnaast maakt vooral de witte sering veel indol aan. In hoge concentraties ruikt dit stofje naar uitwerpselen maar sterk verdund is het juist een krachtige erogene ofwel lustopwekkende geur. Het komt in grote concentraties voor in veel witte of lichtgekleurde bloemen die geliefd zijn om hun intense geur: jasmijn, lelie, kamperfoelie, siertabak – en sering dus. Ze worden veelal bestoven door insecten die ‘s nachts actief zijn en door de combinatie van witte of lichtgekleurde bloemen, die oplichten in de schemering, en een sterke geur vallen zij extra op. Paarse, lila en roze seringen maken ook indol aan, maar minder, en meer van het naar hars ruikende terpineol.
Ik ben benieuwd of ik het verschil tussen die seringen kan ruiken, nu ik weet dat het er is. Tijd voor een grondig veldonderzoek in mijn buurt. Gelukkig is daarvoor voldoende gelegenheid op dit moment. En is mijn hond getraind in wachten terwijl het bazinnetje haar neus weer eens in een bloem steekt.
Hans van Cuijlenborgs boek De Moorse geurtuin. Het aardse paradijs achter de doorzonwoning is echt aan aanrader. En: in de ramsj dus nu voor een prikkie te koop.
Witte siertabak (Nictotiona sylvestris) figureert ook in een van de eerste blogposts die ik schreef voor Sapgroen: De tuinen van het paradijs – niet verrassend gaat die over een Moorse geurtuin. (Het boek van Van Cuijlenborg had ik nog niet in mijn bezit toen ik deze schreef, anders had ik dit zeker gebruikt.)
De bekende Syringa vulgaris (met vele cultivars) is slechts één van de dertig soorten tuinseringen. In het voorjaarsnummer van het tijdschrift De Tuin in vier seizoenen staat een interessant artikel over welke andere mooie en interessante seringen er zoal zijn.
Regelmatig nieuwe verhalen over kleur, tuinen en planten in je mailbox?