Het julinummer van Kunstschrift, een tijdschrift over beeldende kunst, gaat over de ’toets’, ofwel over de manier waarop een schilder zijn kwast of penseel op het doek zet en de verf aanbrengt – letterlijk het handschrift van de kunstenaar dus. Die toets kan bijvoorbeeld dik of dun zijn, streperig of stippelig, grof of fijn, strak of bibberig. Beroemd vanwege zijn typerende toets is bijvoorbeeld Vincent van Gogh. Hij gebruikte zuke dikke klodders verf dat Van Goghkenner Teio Meedendorp zijn schilderwerk vergelijkt met beeldhouwen; een ‘boetserende toets’. Dit wordt ook wel ‘pasteus werken’ genoemd. Jan van Ecyk schilderde juist zo verfijnd dat je zelfs van heel dichtbij de verfstreken niet kunt onderscheiden. En Rembrandt staat bekend om zijn ‘lossigheid’; een nonchalante en toch trefzekere toets die zorgt voor intense levendigheid, aldus kunsthistoricus Jeroen Stumpel in Kunstschrift.

Een tuinontwerper werkt niet met verf maar met planten. Maar van die planten zou je met een beetje welwillendheid wél kunnen zeggen dat ze ieder een eigen toets hebben, en een goede ontwerper maakt daar gebruik van. Piet Oudolf is er een meester in. Zoals ik al schreef in onder andere mijn blog ‘In de prijzen’ staan in zijn ontwerpen vorm, structuur en textuur van bladeren, bloemen en stengels centraal.

Als we met die bril op door de Vlinderhof lopen, zien we bijvoorbeeld dat het loof van Amsonia hubrichtii (een van de drie soorten stermaagdenpalm die we daar hebben) een heel fijne, smalle toets heeft, net of een kunstenaar met een dun penseeltje talloze spits toelopende parallelle streepjes heeft gezet. Origanum laevigatum ‘Herrenhausen’ (marjolein) heeft een kroezig uiterlijk, alsof iemand met een sponsje of een tamponeerkwast dotjes verf heeft gestempeld, terwijl de aartjes van Briza media (trilgras) wel op een doek gespat lijken.

Links Amsonia hubrichtii in herfstkleur, midden Origanum laevigatum ‘Herrenhausen’, rechts Briza media, foto’s: de Vlinderhof

Die toetsen laten zich op allerlei manieren combineren met de toetsen van andere planten. Contrastrijk is bijvoorbeeld de combinatie van Amsonia met de stevige, donkere aren van Liatris spicata (lampenpoetser) en van Briza media met de crêpepapieren bloemen van Papaver orientale ‘Karine’. Wat meer geraffineerd is de combinatie van Origanum laevigatum met de meer transparante bloeiwolken van Limonium platyphyllum (Lamsoor) – even goed kijken op de middelste foto hieronder want ze lijken erg op elkaar.

Links op de voorgrond Amsonia hubrichtii met daarachter Liatris spicata (op de achtergrond Deschampsia cespitosa ‘Goldtau’), midden combinatie van Origanum laevigatum ‘Herrenhausen’ met Limonium platyphyllum (op de voorgrond Geranium psilostemon), rechts Papaver ‘Karine’ omringd door Briza media, foto’s: de Vlinderhof

Het verband tussen tuinen en schilderijen en tussen tuinieren en schilderen wordt vaker gelegd. Van tuiniers en tuinontwerpers wordt wel gezegd dat ze ‘schilderen met planten’. Kunsthistorica Anneke van Wolfswinkel zegt:

Schilderen gaat om het ordenen van verf op het doek, tuinieren gaat om het ordenen van de natuur in een afgebakende ruimte.

Omgekeerd vormen tuinen voor kunstenaars een grote bron van inspiratie. Van Gogh was een van de eersten die tuinen in zijn omgeving afbeeldde op zijn tekeningen en schilderijen. Vlak daarna, eind 19e eeuw, nam het schilderen van tuinen een grote vlucht met de Franse impressionisten zoals Manet, Renoir en Caillebotte. Die hadden allemaal gedurende een periode in hun loopbaan een tuin en beeldden die af op hun schilderijen. De focus lag in die tijd wel uitsluitend op bloemen. Pas veel later kregen tuiniers oog voor de schoonheid van bomen, heesters en niet-bloeiende planten en gingen ze ze bewust toepassen als meer dan alleen achtergrond voor de vormen en kleuren van bloemen.

Pierre-Auguste Renoir – Femme avec parasol dans un jardin
Public domain via Wikimedia Commons

De fanatiekste en beroemdste schilder-tuinier uit die tijd was natuurlijk Monet. Niet alleen zijn schilderijen van onder andere de waterlelies, blauweregen, rozen en irissen in zijn tuin en zijn unieke toets, die zoveel andere kunstenaars zou inspireren tot vernieuwing, zijn wereldberoemd. Ook zijn tuin in het Franse dorp Giverny zélf, die nog altijd in zijn geest wordt onderhouden, is een culturele topattractie met jaarlijks 600.000 bezoekers geworden. In eerste instantie had Monet die ingericht om altijd verse bloemen te hebben om in zijn atelier te kunnen schilderen. Later werd het aanleggen van nieuwe tuinonderdelen en het experimenteren met nieuwe planten en combinaties een doel op zich (daarbij overigens wel geholpen door een legertje tuinmannen) en werd zijn tuin het belangrijkste onderwerp van zijn schilderijen. Tegelijkertijd werd zijn toets steeds losser en zijn schilderijen steeds abstracter. In totaal maakte Monet meer dan 500 tuinschilderijen maar hij schijnt gezegd te hebben dat hij zijn tuin zélf zijn beste kunstwerk vond:

Mon plus beau chef-d’œuvre, c’est mon jardin.

Claude Monet – Wisteria
Public domain via Wikimedia Commons

Piet Oudolf wordt wel de ‘Rembrandt van de tuinen’ genoemd. In ‘De tomaatjes van Oudolf’, een blog van vorig jaar zomer, schreef ik dat hij niet helemaal gelukkig is met de vergelijking met een schilder omdat een tuin een dynamisch proces is. Dat klopt natuurlijk. In materieel opzicht is een schilderij iets statisch; een moment, een observatie, een ervaring, gefixeerd in opgedroogde verf, waar een tuin voortdurend in beweging is. Maar een goede schilder weet zelfs de subtielste emotie en de vluchtigste beweging te vangen in zijn toets en die op een hoger plan te tillen. Zo weten de tuinen van Oudolf én de schilderijen van Monet en zijn geestverwanten me misschien nog wel meer te raken dan de natuur zelf.

Al eerder blogde ik over de vergelijking tussen Oudolf en Rembrandt, zie Rembrandtiaans kant, dat gaat over een van mijn lievelingsplanten Selinum wallichianum. Ook vergeleek ik de Vlinderhof in de nazomer met een geweven wandtapijt, zie mijn gelijknamige blog.

Nog meer lezen over de liefde van impressionisten, waaronder Monet, voor bloemen en tuinen? Mijn blog Een zee van Oost-Indische kers gaat over ‘het meest impressionistische schilderij van Nederland’: ‘De tuin’ van Jacobus van Looy.

Bij het schrijven van deze blog raadpleegde ik, naast het nummer van Kunstschrift natuurlijk, de boeken ‘Painting the Modern Garden. Monet to Matisse’ (Royal Academy Publications, 2015) en ‘Geschilderde tuinen’ (Floor de Graaf e.a., Waanders, 2018). Het citaat van Anneke van Wolfswinkel komt uit ‘Marc Mulders. Werken 1980 – 2020’ (eigen beheer, 2020).

Regelmatig nieuwe verhalen over kleur, tuinen en planten in je mailbox?

Omslagfoto Uwe Baumann via Pixabay