Mijn favoriete Britse tuinier Monty Don ziet zichzelf vooraleerst als schrijver, dan pas als TV-presentator schrijft hij in het autobiografische boek The Jewel Garden. Zijn verteltalent laat hij inderdaad niet alleen voor de camera zien maar ook achter het toetsenbord. In zijn septemberblog schrijft hij:
A September garden acquires the colours and textures of a fading but still rich tapestry.
Een tuin als een vervagend wandkleed dat echter nog rijk van kleur en textuur is. Dankzij deze prachtige beeldspraak was ik in gedachten meteen in mijn geliefde Vlinderhof, waar ik werk als vrijwilliger.

De Vlinderhof is bijna altijd mooi maar sommigen vinden dat hij deze tijd van het jaar, de overgang tussen zomer en herfst, zijn bijzondere karakter het beste toont. Ik snap dat wel. De siergrassen kleuren blond en warme kleuren krijgen steeds meer de overhand, o.a. dankzij Sedum ‘Red cauli’ (hemelsleutel) die nu in volle glorie bloeit en de bloemhoofden van Eupatorium maculatum ‘Riesenscherm’ (koninginnekruid) die van oudroze naar donkerrood verkleuren. Tegelijkertijd houden de frisse accenten van najaarsbloeiers de boel in balans én spannend. Bijvoorbeeld Succisa pratensis (blauwe knoop) met zijn speelse lila bolletjes en de roomwitte kantachtige bloemschermen van Selinum wallichianum (karwijselie) met zijn opvallende purperen stengels.

Monty’s quote deed me ook denken aan een heel andere tuinstijl: ‘carpet bedding’, letterlijk vertaald ’tapijtbeplanting’ of ’tapijtborder’. Het is het planten van (meestal) eenjarige planten in een geometrische vorm, bijvoorbeeld letters, een logo, een klok of zelfs een portret. Doordat de plantjes vrij dicht en op steeds dezelfde afstand van elkaar worden gepoot ontstaat het effect van een geweven tapijt.
Vroeger zag je tapijtborders nogal eens bij het binnenkomen van een stad of dorp, vaak bij een feestelijke gelegenheid als een x aantal jaar stadsrechten. De groendienst had dan in een plantsoen op een flauwe helling het gemeentewapen verbeeld met behulp van eenjarige bloeiers zoals gele of oranje afrikaantjes, knalrode vuursalie en paarse Ageratum. In Nijmegen is dit trouwens nog altijd een traditie. Ieder jaar worden in het Hunnerpark (onderaan het iconische 15e-eeuwse Belvédère) zo’n 10.000 bloeiende planten geplant in de vorm van het stadswapen. Eronder de letters ‘Noviomagus’, de naam die de Romeinen aan de stad gaven.

Carpet beds vind je tegenwoordig vooral in de stijltuinen van kastelen en historische buitenplaatsen, in het bijzonder in Engeland. Hier in Nederland bijvoorbeeld bij kasteel De Haar vlakbij Utrecht. In de strakke gazons liggen bloembedden in de wapenkleuren van het kasteel, rood en wit, vormgegeven met rode en witte zaai- ofwel perkbegonia’s. Om eerlijk te zijn ben ik daar geen fan van maar ik begrijp de overwegingen van de hoofdtuinman: begonia’s hebben weinig verzorging nodig (uitgebloeide bloemhoofdjes weghalen hoeft niet) en ze bloeien tot de eerste nachtvorst. (Vandaar hun Latijnse naam Begonia semperflorens, semperflorens = altijdbloeiend.) Ook hebben ze een ‘hoge belevingswaarde’: het rood is felrood, het wit is behoorlijk echt wit en het blad (donkerrood bij rode exemparen, groen bij witte) is amper zichtbaar dankzij de vele bloemetjes per plant.

De gestileerde bloemperken van De Haar en het ingenieuze Nijmeegse stadswapen staan ver af van de naturalistische beplanting van de Vlinderhof, en ook van Monty Dons ‘fading but still rich tapestry’. Ze zijn horizontaal gericht en niet gelaagd – een soort vloerkleed. Maar de beplanting in de Vlinderhof trekt je blik omhoog en de diepte in en combineert verschillende structuren: luchtige, transparante siergrassen en meer massieve planten, planten met fijn of juist grof blad, met een platte of juist een rechtopgaande bloeiwijze – als een driedimensionaal wandtapijt met een rijke textuur. Niet voor niets wordt vaak gezegd dat Piet Oudolf weeft met planten. Niet strak maar losjes, alsof het zo vanzelf is ontstaan.

Een ander belangrijk verschil tussen tapijtborders en ontwerpen van Oudolf is dat het bij de laatste gaat het om spontaniteit, beweeglijkheid, mee veranderen met de seizoenen. Hierdoor ziet een Oudolftuin er steeds anders uit. Het stadswapen in Nijmegen en de formele borders bij De Haar zijn statisch, bedoeld om te blijven zoals ze zijn. Tenminste, tot het gaat vriezen. Dan sterven de planten af, om in het voorjaar vervangen te worden door nieuwe. In de Vlinderhof daarentegen vind je alleen vaste planten die weliswaar in de winter verdorren (en dan ook hun esthetische waarde hebben) maar in de lente weer uitlopen.

De ‘Piet-Oudolfstijl’ is op dit moment heel populair. Ik houd er ook van en haal er veel inspiratie uit (en zal er ongetwijfeld vaker over bloggen). Daarentegen ben ik niet bepaald geneigd een carpet bed aan te leggen in mijn eigen tuin. Maar dat is logisch want zoiets past niet bij een rijtjeshuis in een Vinexwijk. En ja, ik zie graag een wat minder stijve beplanting, maar de gestileerde rood-witte vakken passen wél heel goed bij de uitstraling van kasteel De Haar met zijn strenge torens en rood-witte luiken. En in Nijmegen past het bloemenwapen bij het historische karakter van de stad en de plek, en straalt het trots uit. Dat is waar het uiteindelijk om gaat, dat je kiest voor de juiste stijl op de juiste plek. Monty is het ongetwijfeld met me eens.
Edit 2 juni 2022 | Kijk, dat kan natuurlijk ook: een tapijt van sla. Te zien in Rosemoor ter ere van het 70-jarige ambtsjubileum van Koningin Elizabeth. Zeker niet bedoeld om altijd hetzelfde te blijven want zo half juni wordt het geoogst en opgegeten 🙂


Regelmatig nieuwe verhalen over kleur, tuinen en planten in je mailbox?
0 reacties