Hoera, sinds kort is Paleis Het Loo weer open na een verbouwing van vier jaar. Het is ongetwijfeld prachtig (ga er vooral heen!) maar om eerlijk te zijn gaat mijn sapgroene hart vooral sneller kloppen van de tuinen.
‘Mama, dit is geen tuin, dit is een museum!’ Mijn dochter van (toen nog) zes had het meteen door toen we afgelopen augustus door de toegangspoort liepen. Ik niet. Toen ik de barokke tuinen van Paleis Het Loo jaren geleden voor het eerst bezocht, snapte ik ze niet zo goed. De vele haagjes in broderie-patroon, oké, die hadden hun sierwaarde door hun kunstige snoeivorm. Maar die bloemen en planten daartussen en langs de randen, in losse pollen naast elkaar, kleurrijk maar zonder samenhang, daar kon ik niet zoveel mee. Ik geloof dat ik had verwacht dat de plantvakken er meer uit zouden zien als weelderige Engelse borders, met op elkaar afgestemde kleuren en een afgewogen opbouw van laag naar hoog.
Later kwam ik erachter dat de tuinplanten bij Het Loo niet op de ‘Engelse’ manier zijn geplant maar op de historisch verantwoorde 17e-eeuwse manier – als in een soort van museum, in de woorden van mijn dochter. In die tijd waren planten exclusieve verzamelobjecten, vooral exotische exemplaren (die dankzij de handel met de overzeese gebieden voor het eerst hier te zien waren) en bijzondere nieuwe kweeksels. In de tuin werden ze daarom gepresenteerd in verhoogde bloemenranden langs de buxuspartijen. Niet dichtgepakt op elkaar dus, maar vrij. Zo konden ze van alle kanten worden bewonderd en konden de eigenaren, in dit geval stadhouder Willem III van Oranje en zijn vrouw Mary II, goed pronken met hun rijkdom en chique smaak.
Welke rol speelde kleur hier nu in? In het kweken van nieuwe plantvarianten was men destijds vooral op zoek naar modieuze rariteiten: gevulde bloemen, liefst met streepjes, zeer donkere kleuren (zelfs bijna zwart), fluweelachtige of gepoederde blaadjes en/of zogeheten gewimperde bloemblaadjes (d.w.z. met lange afstaande haren op de randen). Heel populair waren onder andere gevlamde tulpen, papegaai- of parkiettulpen met hun bizarre bloemvormen, gestreepte anjers en aurikels (een soort primula’s, zie ook mijn blog Primulatijd). Kleur was dus slechts een van de verschillende kenmerken die bepalend waren voor de ‘bijzonderheid’ van bloemen en geen punt van aandacht op zich.
In de tweede helft van de 18e eeuw raakten de baroktuinen uit de mode. In plaats daarvan kwamen landschapstuinen in zwang, met slingerende paadjes, doorkijkjes en natuurlijk aandoende boomgroepen. Ook de tuinen van Het Loo gingen op de schop en in de twee eeuwen daarna vormde zo’n romantische parktuin het decor van het paleis.
Van 1975 tot 1984 werden Paleis Het Loo en de tuinen grondig gerestaureerd en (deels) teruggebracht in de originele staat. Toen ze daarna voor het eerst weer open gingen waren de voormalige privétuinen van Willem en Mary op kleur ingericht. De tuin van Willem, de Koningstuin, kleurde koninklijk oranje en blauw. De tuin van Mary, de Koninginnetuin, stond vol met bloemen in ‘vrouwelijke’ pasteltinten. Later werd dit idee geleidelijk losgelaten want het paste niet bij hoe de tuinen in de 17e eeuw waren aangeplant.
In de borders van de tuinen van Het Loo staan tegenwoordig vaste planten, o.a. rozen, anjers, clematis, kamperfoelie, peperboompjes en piramides van jeneverbes (Benedentuin) en taxus (Boventuin). Daartussen staat zogeheten wisselbeplanting. In het voorjaar stelen narcissen, hyacinten, keizerskronen (zie ook mijn blog De Fritillaria’s) en natuurlijk tulpen de show. In de zomer staan er eenjarigen zoals lobelia’s, papavers, zinnia’s, leeuwenbekjes, lathyrus en kattensnor, allemaal uit de eigen kwekerij van Het Loo. Net als in de 17e eeuw is ook nu kleur niet specifiek een overweging bij de keuze voor planten. Wel streeft de tuinploeg van Het Loo naar een goed ritme, bijvoorbeeld in de afwisseling tussen hoog en laag, en letten ze erop dat de kleuren van planten die naast elkaar staan niet te veel botsen en een prettig ogend geheel vormen.
De afgelopen jaren was het paleis gesloten voor renovatie. Dat was voor de tuinploeg aanleiding om voor één keer ‘buiten de lijntjes’ te kleuren. Het streven naar historische accuratesse werd losgelaten. In plaats daarvan kozen ze bloemen om hun visuele impact en maakten ze bewust matchende kleurencombinaties. Daarvoor werden onder andere dahlia’s gebruikt, die helemaal niet voorkwamen in 17e-eeuwse tuinen (pas in 1789 werd de eerste dahlia in Europa geïntroduceerd) – maar die Willem en Mary ongetwijfeld hadden aangesproken.
Inmiddels is de verbouwing afgerond en worden de tuinen weer ingericht op de strikt 17e-eeuwse, historisch verantwoorde manier. Gelukkig heb ik inmiddels geleerd dat er binnen de lijntjes net zoveel te beleven en te genieten valt als erbuiten.
Met dank aan Renske Ek, conservator Tuinen Paleis Het Loo. Ook had ik veel aan het boek De tuinen van Paleis Het Loo.
Regelmatig nieuwe verhalen over kleur, tuinen en planten in je mailbox?