Als je mijn broer en mij ziet zou je niet denken dat we familie zijn, laat staan dat we zelfs uit exact dezelfde genenpoel hebben gevist. Zoiets speelt ook bij de Fritillaria’s, een familie van bolgewassen die oorspronkelijk afkomstig is uit Turkije en het Midden-Oosten. Er zijn verschillende soorten verkrijgbaar voor in de tuin. De bekendste daarvan lijken totaal niet op elkaar.

Neem de Fritillaria imperialis, de keizerskroon, een statige verschijning met trossen van 6 gele of oranje kelken op hoge kale stelen, afgetopt met een warrige kroon van spitse bladeren. Met zijn 90 tot wel 120 cm torent hij hoog boven de andere voorjaarsbloeiers uit.

Echt een bloem om mee te pronken dus, en dat deden bijvoorbeeld de vroegere koninklijke bewoners van Paleis Het Loo ook. De bloembedden in de 17e-eeuwse barokke tuin waren zo ingericht dat de bezoekers de exotische schoonheden van alle kanten konden bewonderen. De tuinmannen waren waarschijnlijk ook blij want de geur van keizerskroon lijkt op die van vossen of bunzingen en zou mollen afschrikken.

Mijn lievelingsnichtje van de familie Fritillaria is de kievitsbloem (Fritillaria meleagris) met haar wilde karakter maar bescheiden voorkomen. (Ik ken haar trouwens als kievitseitje maar die naam lijkt tegenwoordig niet meer in zwang.) De bloemkelken bungelen aan dunne steeltjes en lijken qua vorm op de dobbelbeker van de oude Romeinen, de fritillus. Vandaar de Latijnse familienaam. Het purper-wit geblokte kleurenpatroon doet denken aan de schaal van kievitseieren. Dat verklaart de Nederlandse naam. Er komen ook witte exemplaren voor. Het blad is zo fijn als gras.

Kievitsbloem groeit in Nederland in het wild in vochtig grasland en bosranden maar is erg zeldzaam. Gelukkig is het ook een stinzenplant die het goed doet op landgoederen en in tuinen. Ik vind haar het mooist in een weitje met andere (semi-)wilde bloemen zoals bosanemoon, daslook, boshyacinth en wilde tulp. Daar komen bijvoorbeeld ook de minder bekende neefjes Vossedruif (Fritillaria uva-vulpis) en Fritillaria michailovskyi goed tot hun recht. Die hebben allebei prachtige purperbruin-gele klokjes.

Fritillaria michailovskyi temidden van o.a. lenteklokje en gebroken hartje.
Foto Flowermedia.com.

Een meer artistieke, tikje duistere oom is de Perzische keizerskroon (Fritillaria persica). Die heeft diep purperen, bijna zwarte klokvormige bloemen in grote trossen die wel 30 cm lang kunnen worden. De hoge stelen (tot wel 90 cm) hebben opvallende puntige grijsblauwige bladeren.

In de Vlinderhof bloeien de Perzische keizerskronen tegelijk met grote groepen witte narcissen ‘Thalia’. Dat geeft een bijzonder contrast. Maar ook in een meer levendig palet zijn Perzische keizerskronen op hun plek. De tuinploeg van Artis maakte bijvoorbeeld een combinatie met tulpen in donkerroze en donkerrode tinten en met felroze anemonen. Merk op hoe het donkere van de keizerskroon terugkomt in de hartjes van de anemonen. Zo ontstaat eenheid ondanks de uitgesproken kleuren.

OK, tot zo ver de verschillen. Want als je goed kijkt zie je wel degelijk dat de Fritillaria’s familie van elkaar zijn. Zo hebben ze allemaal hangende kelken – niet voor niets vallen ze op hun beurt onder de grotere leliefamilie. De keizerskroon lijkt met oranje en geel het zwarte schaap maar van dichtbij zie je dat hij aan de binnen- en buitenkant van de kelk bij de steelaanzet dezelfde purperen kleur heeft als zijn familieleden. En nog meer close-up zie je de purperen aderen over de bloemblaadjes lopen. Fascinerend toch? Net als in mijn blog Geluk zit in een kleurenwaaier gaat het om de kunst van het kijken en de aandacht voor details.

Bij mijn broer en mij heeft inzoomen overigens weinig zin als je overeenkomsten wilt vinden. Waarschijnlijk is uitzoomen hier een beter idee.

Regelmatig nieuwe verhalen over kleur, tuinen en planten in je mailbox?